Jurriën Hemstede

jurjen

ZZP'ers blijken arbeidsovereenkomst te hebben met PostNL

28-12-2015

Bij PostNL werken pakketbezorgers op basis van een arbeidsovereenkomst of op basis van een overeenkomst van opdracht. Deze laatste overeenkomst wordt door PostNL een “Vervoersovereenkomst” genoemd. Een grote groep van deze pakketbezorgers zijn zzp’ers (zelfstandige zonder personeel) en “verhuren” zichzelf aan PostNL.

Om het even welke naam partijen aan de betreffende overeenkomst hebben gegeven, is de kantonrechter Haarlem recent in twee gevallen tot het oordeel gekomen dat de betreffende Vervoersovereenkomst feitelijk dient te worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst.

Al vaker werd de door PostNL gebruikte zzp-constructie bekritiseerd. Deze kritiek zag voornamelijk op het feit dat de betreffende pakketbezorgers door de zzp-constructie geen arbeidsrechtelijke bescherming genieten. PostNL hoeft immers geen rekening te houden met het ontslagrecht en is niet gebonden aan een CAO. Dit brengt mee dat vrijwel alle beschermende elementen uit het arbeidsrecht in de door PostNL gebruikte zzp-constructie niet van toepassing zijn. Dit zou volgens sommigen een kwalijke zaak zijn omdat de constructie een uitholling van de arbeidsrechtelijke bescherming zou betekenen.

In beide zaken, die vrijwel identiek zijn, is er een geschil ontstaan tussen de pakketbezorger die op basis van een Vervoersovereenkomst werkzaamheden verricht, en PostNL. De klachten hielden verband met de uitvoering van de werkzaamheden. Om deze reden zegt PostNL de Vervoersovereenkomst met de pakketbezorger op.

De pakketbezorger wendt zich tot de kantonrechter en verzoekt om een verklaring voor recht inhoudende dat er tussen hem en PostNL sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat de opzegging c.q. het gegeven ontslag vernietigbaar is.

Met verwijzing naar enkele baanbrekende arresten (voetnoot 1) zet de kantonrechter het toetsingskader voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht uiteen. Lezing van voornoemde arresten leidt de kantonrechter tot de volgende hoofdvraag: Op welke wijze hebben partijen feitelijk uitvoering gegeven aan de overeenkomst? De kantonrechter geeft antwoord op deze vraag door invulling te geven aan de volgende begrippen: beloning, ondernemingsrisico, investeringsrisico, aard van de arbeid, instructiebevoegdheid en mate van zelfstandigheid.

De kantonrechter weegt vervolgens de verschillende feitelijke omstandigheden en oordeelt dat hoewel sommige aspecten duiden op zelfstandig ondernemerschap, de conclusie moet worden getrokken dat de overeenkomst tussen PostNL en de pakketbezorger gekwalificeerd moet worden als een arbeidsovereenkomst. De onderstaande overwegingen zijn hierbij doorslaggevend. De gedetailleerde wijze waarop PostNL instructies geeft ten aanzien van de uitvoering van het werk en op de naleving daarvan toeziet, laat naar oordeel van de kantonrechter zo weinig ruimte voor eigen invulling dat ondernemingsvrijheid nagenoeg geheel ontbreekt. Tot die vrijheid behoort het in elk geval ten dele naar eigen inzicht kunnen uitvoeren van de werkzaamheden en invloed kunnen uitoefenen op te behalen resultaten. Die mogelijkheid is er immers niet of nauwelijks.

Van groot belang was voorts het feit dat de pakketbezorger net als veel van de andere pakketbezorgers uitsluitend voor PostNL rijdt, en dat het hem niet was toegestaan tegelijkertijd vervoerswerkzaamheden voor andere opdrachtgevers uit te voeren. Ook het vereiste dat de pakketbezorger aan zijn kleding en bus herkenbaar moest zijn als medewerker van PostNL speelt een belangrijke rol.

PostNL voert nog aan dat werken voor één opdrachtgever niet automatisch tot de conclusie hoeft te leiden dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. In deze stelling wordt PostNL nog gevolgd. Echter in dit geval verstrekt PostNL zeer strakke kaders waarbinnen de werkzaamheden dienen te worden verricht. Daar komt bij dat vanwege de economische afhankelijkheid van de pakketbezorgers er bijna geen ruimte is om over die kaders te onderhandelen. Hierdoor ontstaat eerder het beeld van een gezagsverhouding dan dat van zelfstandig ondernemerschap, aldus de kantonrechter.

De door PostNL gekozen constructie leidt naar het oordeel van de kantonrechter tot een zodanige economische afhankelijkheid en gebrek aan zelfstandigheid van de pakketbezorger, dat hij als werknemer en niet als zelfstandig ondernemer dient te worden beschouwd. De conclusie is dan ook dat nu sprake is van een arbeidsovereenkomst, de opzegging hiervan zoals deze door PostNL is gedaan, in strijd is met artikel 7:671 BW. Om deze reden vernietigt de kanonrechter de opzegging op grond van artikel 7:681 lid 1 BW.

Rechtbank Noord Holland, kantonrechter Haarlem, 18 december 2015

ECLI:NL:RBNHO:2015:11226 en ECLI:NL:RBNHO:2015:11232

[1] Groen/Schoevers (NJ 1998/149), ABN AMRO/Mahli (NJ 2003/124), Diosynth/Groot (NJ 2005/239), Thuiszorg Rotterdam/PGGM (NJ 2007/449) en De Gouden Kooi (NJ 2011/594) en recentelijk HR 9 oktober 2015 (JAR 2015/277).

Hebt u een arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact met ons op. Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen? Meld u aan voor onze periodieke legal updates of volg ons op LinkedIn en Twitter.

Deze blog is geschreven door Jurriën Hemstede, jurist bij Brantjes Advocaten.